-
1 zijn biezen pakken
zijn biezen pakken -
2 zijn biezen pakken
zijn biezen pakkenpack one's bags, make oneself scarceVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zijn biezen pakken
-
3 zich biezen pakken
гл.фраз. уйти (в отставку) -
4 zijn biezen pakken
гл.общ. навострить лыжи, смотать удочки, убежать, удрать -
5 zijn biezen pakken
I.sich aus dem Staub machenII.sich davonmachen -
6 pack
n. pakket; pakje; horde; troep, zwerm; groep; verband; zalf--------v. (in)pakken, zijn koffer pakkenpack1[ pæk]1 pak ⇒ (rug)zak; last; bepakking; verpakking; pakket2 pak ⇒ hoop; pak vis/vlees/fruit; (verpakte) vangst/oogst 〈 van een seizoen〉; 〈 Brits-Engels〉 pak/spel kaarten; 〈 Amerikaans-Engels〉 pakje 〈 sigaretten〉♦voorbeelden:pack of nonsense • hoop onzinthis season's pack of salmon • de zalmvangst van dit seizoenII 〈zelfstandig naamwoord; werkwoord enkelvoud of meervoud〉1 troep ⇒ bende; horde, meute 〈 jachthonden bijvoorbeeld〉; vloot 〈 van onderzeeërs, gevechtsvliegtuigen〉; 〈 sport〉 peloton; 〈 rugby〉 pack 〈 de voorwaartsen van een team〉♦voorbeelden:————————pack23 samenklitten ⇒ samenklonteren, zich verenigen♦voorbeelden:3 pack into • zich verdringen/persen inII 〈 overgankelijk werkwoord〉8 〈voornamelijk Amerikaans-Engels; informeel〉 op zak hebben 〈 pistool bijvoorbeeld〉 ⇒ bij de hand hebben♦voorbeelden:packed lunch • lunchpakketthe theatre was packed with people • het theater was afgeladen -
7 bies
-
8 bag
n. zak; tas; handtas; koffer; beurs; notitieboek; wild op jacht meegenomen; uier (bij een koe, schaap, enz.); oogwal (veroorzaakt door gebrek aan slaap of vermoeidheid); honk, een van de vier honken bij honkbal (Honkbal); kleine hoeveelheid illegale drugs (Slang); lelijke vrouw (Slang)--------v. in zak, jas, koffer; doen; vangen (bij de jacht); te pakken krijgen; aanhouden, arresterenbag1[ bæg] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 zak ⇒ tas, koffer3 zakvormig voorwerp/lichaamsdeel♦voorbeelden:bags of room • plaats genoeg→ diplomatic diplomatic/————————bag2〈 bagged〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 doen zwellen/uitpuilen/uitzakken♦voorbeelden: -
9 bagage
bagage [baagaazĵ]〈m.〉♦voorbeelden:faire ses bagages • z'n koffers pakkenplier bagage • z'n biezen pakken= bagages; m (pl)1) bagage -
10 Koffer
Koffer〈m.; Koffers, Koffer〉1 (hand-, reis)koffer, valies3 〈 soldaten(taal)〉stuk zwaar geschut, zwaar projectiel♦voorbeelden: -
11 die Koffer packen
-
12 навострить лыжи
vgener. een goed heenkomen zoeken, gaan strijken, zijn biezen pakken -
13 смотать удочки
vgener. zijn biezen pakken -
14 убежать
vgener. uithollen, de wijk nemen, drossen, ontglippen, overkoken (при кипении), wegrennen, zich voortmaken, zijn biezen pakken -
15 удрать
vgener. er tussenuit gaan, er van tussen gaan, er vandoor gaan, wegrennen, zijn biezen pakken -
16 уйти
v1) gener. overkoken, er tussenuit gaan2) liter. de aftocht blazen3) phras. (в отставку) zich biezen pakken -
17 clear out
clear out1 zijn biezen pakken ⇒ de benen nemen, ophoepelenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
18 decamp
v. het kamp opbreken, vluchten[ dikæmp] -
19 pack one's bags
-
20 pull up stakes
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Siebensachen — Seine Siebensachen packen: seine wenigen Habseligkeiten zusammenpacken, um damit abzureisen, auszuziehen oder eilig zu verschwinden, auch: in aller Hast aufräumen, Umherliegendes zusammenraffen; vgl. französisch ›emballer son saint frusquin‹ oder … Das Wörterbuch der Idiome